Dit is het volgende deel van het verslag van onze reis door Oost-Mongolie. De vorige delen zijn elders op deze blog te vinden.
Het eerste uur op de lange weg terug naar Ulaanbaatar is alles nog ‘eentonig’ groen. Die uitgestrektheid is natuurlijk schitterend, maar we kijken er al een week op uit. In het volgende uur zien gazelles, duizenden. Eerst ontdek je er een paar, maar dan weet je al dat de kudde niet ver weg kan zijn en verwacht je ze aan de andere zijde van elke heuveltop die je vervolgens passeert. Wanneer de verkenners gevaar signaleren schieten ze met grote snelheid naar de kudde die zich dan in beweging zet. Een adembenemend gezicht. We zien ook weer wat vosjes, maar niet zo dichtbij als de vorige keer. We krijgen een lekke band, de enige autopech, tijdens onze reis, dus dat valt reuze mee. De chauffeur wisselt de lekke band met een noodband.
We lunchen in Bayaan-Urt, de stad van de standbeelden van de gazellen. Zelfde tafel, zelfde restaurant als op de heenweg. De chauffeur gaat zijn band plakken en wij maken van de tijd gebruik door de plaatselijke middenstand te bezoeken. Zo slaan we een fles rode wijn in, voor bij de tent vanavond en op de overdekte markt kopen we een T-shirt en schoenveters.
We rijden na de lunch nog een ruim uurtje door en slaan dan onze tenten op op , hoe kan het ook anders, een groene vlakte met hier en daar een ger en wat veel. De zonsondergang is opnieuw pracht. De wijn, een Italiaanse, smaakt best redelijk en ook een klein flesje wodka gaat leeg. Met Baska praat ik wat over Mongolië en Nederland. Met gebaren, onze foto’s van thuis en een tekenblok komen we een heel eind. Daarna nog een tijd met Ashley gesproken over haar werk en de Mongoolse geschiedenis. De frisse lucht is goed voor de slaap. Dat zal wel weer wennen zijn, over een paar dagen in Peking.